Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2080

Datum uitspraak2008-10-07
Datum gepubliceerd2008-10-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.002.150/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Degene die stelt betalingen te hebben gedaan, dient deze stelling wanneer die gemotiveerd betwist wordt in beginsel, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv, te bewijzen. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, ziet het hof geen reden om in afwijking van deze hoofdregel Essent met het bewijs te belasten. Dat [appellante] in eerste aanleg in persoon geprocedeerd heeft, rechtvaardigt de omkering van de bewijslast niet. De keuze om in persoon te procederen, komt voor risico van de procespartij die deze keuze maakt. Dat [appellante] niet heeft verwacht dat zij de door haar gestelde betalingen diende te bewijzen, komt dan ook voor haar rekening.


Uitspraak

Arrest d.d. 7 oktober 2008 Zaaknummer 107.002.150/01 HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellante], wonende te [woonplaats en -gemeente appellante], appellante, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [appellante], toevoeging, advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoor houdende te Leeuwarden, tegen Essent Retail Energie B.V., gevestigd te 's Hertogenbosch, geïntimeerde, in eerste aanleg: eiseres, hierna te noemen: Essent, advocaat: mr. P.R. van der Elst, kantoor houdende te Leeuwarden. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 31 mei 2007 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter). Het geding in hoger beroep Bij exploot van 29 augustus 2007 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Essent tegen de zitting van 17 oktober 2007. De conclusie van de memorie van grieven, waarbij producties zijn overgelegd, luidt: ''[...] te vernietigen het vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 31 mei 2007 gewezen tussen [appellante] (appellant) als gedaagde en Essent (geïntimeerde) als eiser en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Essent alsnog af te wijzen met veroordeling van Essent (geïntimeerde) in de kosten van de procedure in eerste aanleg alsmede de kosten van de onderhavige procedure in hoger beroep.'' Bij memorie van antwoord is door Essent verweer gevoerd met als conclusie: ''[...] bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 31 mei 2007, onder rolnummer 314786 / CV EXPL 07-652 te bekrachtigen met veroordeling van appellante in de kosten in eerste instantie en in het hoger beroep gevallen.'' Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellante] heeft één grief opgeworpen. Het hof leest in de toelichting op de grief ook een verholen grief. De beoordeling Vaststaande feiten 1. Tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter in rechtsoverweging 1 van het vonnis zijn geen grieven gericht, zodat ook in hoger beroep van deze feiten kan worden uitgegaan. De feiten komen er op neer dat Essent gas, elektriciteit en kabeldiensten aan [appellante] geleverd heeft. Nadat de overeenkomsten betreffende de levering van gas, elektriciteit en kabeldiensten successievelijk zijn beëindigd, is Essent nog wel enige tijd als netwerkbeheerder blijven optreden. Bespreking van de grieven 2. Essent heeft in eerste aanleg een betalingsoverzicht, met bijbehorende stukken, in het geding gebracht. Het overzicht sluit op een door [appellante] te betalen bedrag van € 3.032,24. Zij vordert betaling van dit bedrag. [appellante] heeft verweer gevoerd tegen deze vordering. Zij stelt dat zij de facturen van Essent heeft betaald via de sociale dient door middel van een automatische incasso. Essent betwist dat [appellante] betalingen heeft gedaan, die niet in het overzicht zijn verwerkt. 3. De kantonrechter heeft overwogen dat op [appellante] de bewijslast rust van de door haar gestelde, maar door Essent betwiste betalingen. Omdat dat bewijs ontbreekt, heeft de kantonrechter de vordering van Essent, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten toegewezen. 4. Met grief 1 komt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat op haar de bewijslast rust van de door Essent betwiste betalingen. 5. De grief faalt. Degene die stelt betalingen te hebben gedaan, dient deze stelling wanneer die gemotiveerd betwist wordt in beginsel, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv, te bewijzen. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, ziet het hof geen reden om in afwijking van deze hoofdregel Essent met het bewijs te belasten. Dat [appellante] in eerste aanleg in persoon geprocedeerd heeft, rechtvaardigt de omkering van de bewijslast niet. De keuze om in persoon te procederen, komt voor risico van de procespartij die deze keuze maakt. Dat [appellante] niet heeft verwacht dat zij de door haar gestelde betalingen diende te bewijzen, komt dan ook voor haar rekening. 6. De stelling van [appellante] dat het door Essent in het geding gebrachte betalingsoverzicht verwarrend is, leidt niet tot een ander oordeel. Naar het oordeel van het hof is het betalingsoverzicht duidelijk. Het geeft een goed en overzichtelijk beeld van de verzonden facturen en van de door Essent, volgens haar administratie, ontvangen betalingen. Anders dan [appellante] meent, wordt de afrekening over 2005 niet tweemaal in rekening gebracht. Het totaalbedrag van de factuur van 8 december 2005 - € 1.055,97, waarvan € 762,97 de eindafrekening betreft -, wordt weliswaar niet in het betalingsoverzicht vermeld, maar wanneer de in dat overzicht per 8 december 2005 vermelde bedragen worden opgeteld, resulteert dat in een totaalbedrag van € 1.055,97. 7. De slotsom is dat [appellante] dient te bewijzen dat zij betalingen heeft gedaan die niet in het overzicht zijn vermeld. De grief faalt derhalve. 8. Uit het feit dat [appellante] een groot aantal bankafschriften in het geding heeft gebracht leidt het hof af dat [appellante] dat bewijs thans wenst te leveren. In zoverre bevat de memorie van grieven ook een verholen grief, die zich keert tegen toewijzing van de vordering van Essent. [appellante] geeft echter niet aan welke van de door haar overgelegde bankafschriften betalingen betreffen die niet in het overzicht zijn opgenomen. [appellante] heeft rekeningoverzichten over 2005 in het geding gebracht. De op die overzichten vermelde betalingen zijn verwerkt in het overzicht van Essent. Op de rekeningoverzichten over 2006 heeft het hof geen betalingen aan Essent aangetroffen. Wel zijn er twee betalingen aan Essent Kabelcom B.V. gedaan, maar die betalingen hebben geen betrekking op in het overzicht van Essent verwerkte facturen. 9. [appellante] heeft, kortom, ook in hoger beroep niet bewezen dat zij betalingen heeft gedaan aan Essent, die door Essent ten onrechte niet in aanmerking zijn genomen bij de bepaling van haar vordering. 10. Het hof stelt vast [appellante] ook in appel verder geen bewijsaanbod heeft gedaan. Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat [appellante] geen betalingen heeft gedaan, die ten onrechte niet in het overzicht van Essent zijn meegenomen. Nu [appellante] de in het overzicht verwerkte facturen niet heeft betwist, is de op het overzicht gebaseerde vordering van Essent toewijsbaar. Ook de verholen grief faalt derhalve. 11. Het hof zal het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen. [appellante] wordt veroordeeld in de proceskosten in appel (geliquideerd salaris advocaat: 1 punt, tarief I). Voor een veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in eerste aanleg, zoals Essent verlangt, is geen reden nu de kantonrechter [appellante] al in die kosten heeft verwezen en het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd. De beslissing: Het gerechtshof: bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter; veroordeelt [appellante] in de proceskosten in appel en bepaalt deze kosten op € 251,00 aan verschotten en op € 632,00 voor geliquideerd salaris van de advocaat; verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af. Aldus gewezen door mrs. Breemhaar, voorzitter, Rowel-van der Linde en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 oktober 2008 in bijzijn van de griffier.